Responsive image

5. OVERIGE ELEMENTEN

Download de app voor meer functionaliteit.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal een Europees netwerk van toezichthoudende autoriteiten opzetten om te helpen bij de uitvoering van deze richtlijn. Dit netwerk zal bestaan uit de vertegenwoordigers van de toezichthoudende autoriteiten die de lidstaten hebben aangewezen en waar nodig worden aangevuld met andere agentschappen van de Unie met relevante deskundigheid op de gebieden die onder deze richtlijn vallen, om te zorgen voor naleving door de ondernemingen van hun zorgvuldigheidsverplichtingen, om de coördinatie en convergentie van regelgevende, onderzoeks-, straf- en toezichtspraktijken te faciliteren en te waarborgen, alsook het delen van informatie tussen deze toezichthoudende autoriteiten.

Zeven jaar na het einde van de overgangsperiode brengt de Commissie verslag uit over de uitvoering van deze richtlijn, met inbegrip van onder meer de doeltreffendheid ervan. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Om ondernemingen en lidstaten duidelijkheid en steun te bieden bij de uitvoering van de richtlijn, zal de Commissie waar nodig richtsnoeren uitgeven.

Toelichtende stukken

In het belang van een correcte uitvoering van deze richtlijn is een toelichtend document nodig, bv. in de vorm van concordantietabellen.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1 wordt het onderwerp van de richtlijn uiteengezet, d.w.z. het vaststellen van regels over zorgvuldigheidsverplichtingen door ondernemingen betreffende feitelijke en potentiële negatieve effecten op de mensenrechten en het milieu, met betrekking tot hun eigen activiteiten, de activiteiten van hun dochterondernemingen en de activiteiten van de waardeketen die worden uitgevoerd door gevestigde zakelijke relaties; in de bepaling wordt ook gespecificeerd dat in deze richtlijn regels worden vastgesteld over de aansprakelijkheid voor inbreuken op de zorgvuldigheidsverplichting.

In artikel 2 wordt het personele toepassingsgebied van de richtlijn vastgesteld en worden de criteria beschreven op basis waarvan een lidstaat bevoegd is om de in deze richtlijn beschreven kwesties te reguleren.

Artikel 3 bevat definities voor de toepassing van deze richtlijn.

In artikel 4 wordt bepaald dat de lidstaten erop moeten toezien dat ondernemingen passende zorgvuldigheid inzake de mensenrechten en het milieu toepassen door de in de artikelen 5 tot en met 11 van de richtlijn beschreven specifieke voorschriften na te leven.

Artikel 5 vereist dat de lidstaten erop toezien dat ondernemingen passende zorgvuldigheid integreren in alle bedrijfsbeleidslijnen en dat zij beschikken over een beleid van passende zorgvuldigheid dat jaarlijks wordt geactualiseerd. In de bepaling wordt gespecificeerd dat dit beleid een beschrijving moet omvatten van de aanpak van de onderneming inzake passende zorgvuldigheid, van een gedragscode die de werknemers en dochterondernemingen van de onderneming moeten volgen en van de aanwezige processen om passende zorgvuldigheid uit te voeren.

In artikel 6 worden de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat ondernemingen passende maatregelen nemen om feitelijke of potentiële negatieve effecten op de mensenrechten en het milieu bij hun eigen activiteiten, bij hun dochterondernemingen en op het niveau van hun gevestigde directe of indirecte zakelijke relaties in hun waardeketen vast te stellen.

In artikel 7 worden de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat ondernemingen passende maatregelen nemen om potentiële negatieve effecten die uit hoofde van artikel 6 zijn vastgesteld te voorkomen, of om die effecten op passende wijze te beperken, wanneer preventie niet mogelijk is of geleidelijke uitvoering vereist is.

In artikel 8 worden de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat ondernemingen passende maatregelen nemen om een einde te maken aan feitelijke of potentiële negatieve effecten voor de mensenrechten en het milieu die zij hadden vastgesteld of hadden kunnen vaststellen uit hoofde van artikel 6. Wanneer een negatief effect dat zich heeft voorgedaan op het niveau van gevestigde directe of indirecte zakelijke relaties niet kan worden weggewerkt, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat ondernemingen de omvang van het effect tot een minimum beperken.

In artikel 9 worden de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat ondernemingen voorzien in de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de onderneming bij legitieme bezorgdheid over die potentiële of feitelijke negatieve effecten, ook in de waardeketen van de onderneming. Ondernemingen moeten deze mogelijkheid bieden aan personen die getroffen zijn of die redelijke gronden hebben om aan te nemen dat zij kunnen worden getroffen door een negatief effect, aan vakbonden en andere werknemersvertegenwoordigers die personen vertegenwoordigen die werken in de betreffende waardeketen, en aan organisaties van het maatschappelijk middenveld die actief zijn op het gebied in kwestie.

In artikel 10 wordt voor de lidstaten de verplichting ingevoerd om van ondernemingen te eisen dat zij de uitvoering van hun zorgvuldigheidsmaatregelen periodiek beoordelen om na te gaan of negatieve effecten naar behoren worden geïdentificeerd en of preventieve of corrigerende maatregelen worden uitgevoerd, en om te bepalen in welke mate negatieve effecten zijn voorkomen of beëindigd of de omvang ervan tot een minimum is beperkt.

In artikel 11 worden de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat ondernemingen die niet vallen onder verslagleggingsverplichtingen krachtens Richtlijn 2013/34/EU verslag uitbrengen over de kwesties die onder deze richtlijn vallen en op hun website een jaarlijkse verklaring bekendmaken.

In artikel 12 wordt de Commissie ertoe verplicht richtsnoeren vast te stellen over niet-bindende modelcontractbepalingen om ondernemingen te helpen voldoen aan artikel 7, lid 2, punt b), en artikel 8, lid 3, punt c).

In artikel 13 wordt de mogelijkheid voor de Commissie beschreven om, teneinde steun te verlenen aan ondernemingen of autoriteiten van de lidstaten over hoe ondernemingen aan hun zorgvuldigheidsverplichtingen moeten voldoen, richtlijnen uit te geven, voor specifieke sectoren of specifieke negatieve effecten, in overleg met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, het Europees Milieuagentschap, en waar passend internationale organen die deskundigheid hebben in passende zorgvuldigheid.

In artikel 14 worden de lidstaten en de Commissie ertoe verplicht te voorzien in begeleidende maatregelen voor ondernemingen binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn en voor actoren in mondiale waardeketens die indirect effecten ondervinden van de verplichtingen van de richtlijn. Dergelijke steun kan gaan van de exploitatie van specifieke websites, portalen of platforms tot financiële steun voor kmo’s, en het faciliteren van gezamenlijke initiatieven van belanghebbenden. In deze bepaling wordt verder verduidelijkt dat ondernemingen gebruik kunnen maken van sectorregelingen en multistakeholderinitiatieven om de uitvoering van passende zorgvuldigheid te ondersteunen en dat de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, richtsnoeren kan verstrekken om de geschiktheid van dergelijke regelingen te beoordelen.

In artikel 15 worden de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat bepaalde ondernemingen een plan vaststellen om ervoor te zorgen dat het bedrijfsmodel en de strategie van de onderneming verenigbaar zijn met de overgang naar een duurzame economie en met de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs.

Met artikel 16 worden ondernemingen die zijn opgericht overeenkomstig de wetgeving van een derde land en die uit hoofde van artikel 2, lid 2, binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, ertoe verplicht een naar behoren gemachtigd vertegenwoordiger in de Unie aan te wijzen die het aanspreekpunt is voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor alle kwesties die noodzakelijk zijn voor de ontvangst, naleving en handhaving van rechtshandelingen die zijn uitgegeven met betrekking tot deze richtlijn.

Artikel 17 bevat de verplichting voor de lidstaten om een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten aan te duiden om erop toe te zien dat ondernemingen hun zorgvuldigheidsverplichtingen naleven, alsook hun verplichting uit hoofde van artikel 15, leden 1 en 2, en om de handhavingsbevoegdheid van die verplichtingen overeenkomstig artikel 18 uit te oefenen.

In artikel 18 worden de passende bevoegdheden en middelen van de door de lidstaten aangewezen toezichthoudende autoriteiten beschreven om hun toezicht- en handhavingstaken uit te voeren.

In artikel 19 worden de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat natuurlijke personen of rechtspersonen die redenen hebben om op basis van objectieve omstandigheden te geloven dat een onderneming de bepalingen van deze richtlijn niet op passende wijze naleeft, bij de toezichthoudende autoriteiten gegronde bezorgdheden mogen indienen, met name in de lidstaat van hun gewoonlijk verblijf, hun geregistreerd kantoor, werkplek of plaats van de vermeende inbreuk.

In artikel 20 wordt bepaald dat de lidstaten de voorschriften vaststellen ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en dat zij alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties hebben een doeltreffend, evenredig en afschrikkend karakter. De lidstaten zorgen ervoor dat besluiten van de toezichthoudende autoriteiten die sancties bevatten met betrekking tot de overtreding van de bepalingen van deze richtlijn, moeten worden bekendgemaakt.

Met artikel 21 wordt een Europees netwerk van toezichthoudende autoriteiten ingevoerd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de toezichthoudende nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 16, met als doel de coördinatie en afstemming van regelgevende, onderzoeks-, sanctie- en toezichtpraktijken te faciliteren en te waarborgen, alsook het delen van informatie tussen deze toezichthoudende autoriteiten.

Artikel 22 bevat de vereiste voor de lidstaten om regels vast te stellen voor het beheer van wettelijke aansprakelijkheid van de onderneming voor schade die ontstaat doordat zij de zorgvuldigheidsverplichtingen onder specifieke omstandigheden niet heeft nageleefd. Ook wordt de verplichting voor de lidstaten ingevoerd om ervoor te zorgen dat de aansprakelijkheid waarin is voorzien in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel niet wordt ontkend louter op basis van het feit dat de op dergelijke argumenten toepasselijke wet niet de wet van een lidstaat is.

In artikel 23 wordt vastgesteld dat Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden van toepassing is op de melding van alle inbreuken op deze richtlijn en de bescherming van de personen die dergelijke inbreuken melden.

In artikel 24 worden de voorwaarden voor overheidssteun voor ondernemingen verduidelijkt.

In artikel 25 wordt de zorgplicht van bestuurders verduidelijkt.

In artikel 26 wordt de plicht van bestuurders van EU-ondernemingen vastgesteld om de uitvoering van zorgvuldigheidsprocessen en -maatregelen in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid op te stellen en hierop toezicht te houden, en om de bedrijfsstrategie aan te passen aan passende zorgvuldigheid.

Artikel 27 strekt tot wijziging van de bijlage bij Richtlijn (EU) 2019/1937.

Artikel 28 bevat de regels betreffende gedelegeerde handelingen.

Artikel 29 bevat een bepaling over de evaluatie van deze richtlijn.

Artikel 30 bevat bepalingen over de omzetting van de richtlijn.

In artikel 31 wordt de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn vastgesteld.

In artikel 32 wordt vermeld voor wie deze richtlijn is bedoeld.

De lijsten in de bijlage bevatten de negatieve milieueffecten en de negatieve effecten op de mensenrechten die relevant zijn voor deze richtlijn, zodat ook de schending van rechten en verbodsbepalingen hieronder vallen, met inbegrip van de internationale overeenkomsten inzake mensenrechten (deel I, afdeling 1), conventies inzake mensenrechten en fundamentele vrijheden (deel I, afdeling 2), en de schending van internationaal erkende doelstellingen en verbodsbepalingen die in de milieuconventies zijn opgenomen (deel II).

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.